Anke werkte voorheen in de kinderopvang en is daarom behalve leesconsulente dBos ook onze specialis

donderdag 12 december 2019

Taaltoppers





Voor het tweede schooljaar buigt onderwijsspecialist Joke zich gedurende 25 weken met leerlingen uit groep 6 en 7 over diverse onderwerpen om op een leuke manier de taalontwikkeling te stimuleren. Dit zijn leerlingen die flinke leerpotentie hebben maar in hun schoolprestaties belemmerd worden door een taalachterstand. De deelnemers zijn op basis hiervan geselecteerd door de leerkracht en wekelijks komen deze Taaltopppers bijeen in KinderlabCapelle in Schollevaar. 


Spelletje: Wie ben ik? 
Elke periode van een week of vijf kiest Joke een andere onderwerp. Ze probeert daarbij vooral de interesses van de deelnemers aan te spreken. Het meest recente onderwerp was Nieuws en actualiteit. Dat onderwerp leende zich goed om op speelse en talige wijze te onderzoeken. ‘Ze hebben al een lesdag op school gezeten. Ze leren hier echt extra taal, maar het moet geen taalles lijken.’ Dus regelde ze een bezoek aan het Algemeen Dagblad met een rondleiding op de redactie. Hoe komen die berichten nu eigenlijk tot stand? Welk werk moet daarvoor verzet worden en hoe wordt de uiteindelijke krant gemaakt? Wat zich aandient tijdens zo’n rondleiding is taal, taal en nog eens taal met veel nieuwe woorden en een behoorlijke dosis kennisuitbreiding. Het vindt dan wel niet plaats in een schoolse setting maar Joke is er wel om de deelnemers te attenderen op de nieuwe woorden, deze uit te leggen en uit te breiden zodat zij een netwerk van kennis opbouwen rond deze woorden of dit onderwerp.

Bezoek aan de redactie van het Algemeen Dagblad

En zo gaat dat bij elk thema. Hebben ze het over het thema Eten? Dan praten ze niet alleen over recepten en lievelingsgerechten, maar dan wordt er ook gekookt in de prachtige keuken van het Kinderlab. Al pratend en kokend springt Joke opnieuw in op alle nieuwe of onbekende woorden die voorbij komen. Ze legt uit, ze beeldt uit en ze breidt uit om die woordenschat maar te stimuleren en dat netwerk van kennis uit te breiden. ‘Sommige kinderen zijn wel vooruit gegaan in de CITO, hoor ik van de leerkrachten. Maar ik kan niet meten of zij zich ontwikkelen. Dat is in die korte tijd voor mij moeilijk vast te stellen. Wel merk ik dat ze meer gaan vragen. Toen we laatst na het koken de spullen opruimden, las iemand bij de vaatwasser het woord ‘voorspoelen’. Ze had geen idee en vroeg mij naar de betekenis. Ze worden zich wel meer bewust van nieuwe woorden of woorden waarvan ze de betekenis niet kennen.’

Na het koken lekker eten

Leerkrachten geven aan dat sommigen wel vooruit gegaan zijn op de Citotoets Taal, maar dit is natuurlijk een combinatie van factoren. In de klassen gebeurt ook veel aan taalontwikkeling. En als je meer woorden leert kennen heeft dit ook een zelfvergrotend effect. Hoe meer woorden en voorkennis leerlingen tot hun beschikking hebben hoe makkelijker ze betekenissen van onbekende woorden kunnen opmaken uit de context.

Bij het onderwerp Spreekwoorden eerder dit jaar kregen of kozen de toppers in tweetallen een onbekend spreekwoord dat zij visueel moesten maken met behulp van een iPad en iMovies. De speelse manier is echt van belang. Ze vinden het leuk om te doen maar het lukt niet zonder taal. Daarbij ontwikkelen ze ook meteen hun digitale vaardigheden. De beschikking over een iPad of zelf een filmpje editen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Spelen met de tablet terwijl je een talig probleem moet oplossen, voelt niet als les maar is erg educatief. En het feit dat sommige deelnemers al voor het tweede jaar wekelijks terugkomen toont aan dat het uitdagend en leuk genoeg is. Zo worden alle zeilen bijzet om kinderen op een speelse manier met taal bezig te laten zijn en hierin te groeien.

Filmpjes bekijken 

woensdag 18 september 2019

De kracht van gezinsaanpak


Mooie uitgave van Probiblio over de kracht van gezinsaanpak bij het bestrijden  van laaggeletterdheid. Ons team staat er ook met het Doe Mee Café. Wat kunnen we hier behalve wat sfeerfoto's nog aan toevoegen? 



dinsdag 27 augustus 2019

Voorlezen in de klas


Toen Bart Moeyaert dit voorjaar de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA) won ontketende hij kort daarna onbedoeld tumult op Facebook. Tijdens een interview met de Vlaamse krant De Standaard filosofeerde hij hardop dat ‘leerkrachten die zelf niet lezen geen goeie leerkrachten zijn.’ En daar stond het. 


Volgens Moeyaert enigszins uit de context gehaald, maar toch. Hij werd er op aangesproken en kreeg naast bijval ook veel commentaar. Bij Jaap Friso en Bas Maliepaard aan tafel lichtte hij tijdens de opname van de dertiende aflevering van de Grote Vriendelijke Podcast zijn uitspraak toe (vanaf minuut 12). Het was een gedachte, geen stelling. Het was ook geen aanval op de leerkracht maar op hoe wij met zijn allen hiermee bezig zijn. ‘Ik besef hoe wij het niet goed aanpakken. Dat we de kinder- en jeugdliteratuur een stevigere plek moeten geven. We moeten het stelliger gaan doen,’ waarmee Moeyaert verwijst naar de talloze keren waarop hij vriendelijk vroeg of zelfs smeekte om meer aandacht voor kinder- en jeugdliteratuur. ‘En als we provoceren komt er wel reactie.’


Provocatie van leerkrachten is doorgaans niet onze werkwijze ;) Maar we delen Moeyaerts motivatie om meer aandacht te schenken aan kinder- en jeugdliteratuur wel. Op de scholen waarmee we samenwerken proberen we het dagelijkse lees- en voorleesmoment te verankeren in de dagelijkse routine. Met wisselend succes. Op de ene school lukt het makkelijker dan op de andere. Het verschilt ook wel eens per jaar of per klas. Bij de ene leerkracht is het ook meer een vanzelfsprekendheid dan bij de andere. En soms loopt het op een school perfect, en dan gebeurt er wat en brokkelt wat is opgebouwd langzaam af. Het blijft een kwestie van onder de aandacht brengen en het belang ervan verkondigen. Als een leerkracht van groep 3 zegt: ‘Het is wel waardevol, maar het kost zoveel tijd om een heel prentenboek voor te lezen’ zijn we oprecht verbaasd. Of een collega uit groep 8 die om dezelfde reden zegt: ‘Kwartier per dag voorlezen? Dat ga ik echt niet doen.’ En ook zijn er onderwijzers die -net als veel ouders- niet overtuigd lijken van het belang (en plezier!) van voorlezen tot en met groep 8. Maar het is zoals leesbevorderaar Jos Walta zegt: ‘Kinderen moeten nog leren wat ze graag lezen. Dat betekent dat ze een breed aanbod onder ogen moeten krijgen.’ Door voor te lezen laat je kinderen kennis maken met boeken die ze zelf niet zouden kiezen. De ervaring leert dat kinderen daarna ook eens iets anders proberen en daar plezier in hebben.

Voorlezen stimuleert kinderen ook eens iets anders te proberen

Natuurlijk kost voorlezen tijd. Maar het is een nuttige en tegelijkertijd plezierige investering. Voorlezen (en lezen) is goed voor:
  • allerlei schoolprestaties: Kinderen die worden voorgelezen hebben een grotere kans om zelf ook een lezer te worden. En kinderen die lezen doen het beter op school dan kinderen die niet lezen. 
  • de taalontwikkeling: Tijdens het voorlezen krijgen kinderen goed taalaanbod met goed geformuleerde zinnen en rijk taalgebruik. Vooral als daarna gesproken wordt over wat gelezen is, leren kinderen zelf goede zinnen maken, vragen stellen, hun mening formuleren.  
  • de woordenschat: Kinderen die lezen en voorgelezen worden, komen veel nieuwe woorden tegen. Ze leren betekenissen uit de context te halen en breiden hun woordenschat uit. Juf J. (groep 3) na het aandachtig bestuderen van Kolletje: ‘Wat een rijkdom aan woordenschat! Als je er zo naar kunt kijken helpt dat al. Dan kost voorlezen geen extra tijd maar dan is het taalaanbod. Dan is het een verrijking.’
  • het opdoen van kennis en/of ervaringen, zeker als de voorlezer een boek kiest wat de kinderen zelf nog niet helemaal aankunnen. Qua woordenschat, of onderwerp, beeldend taalgebruik, verhaalstructuur, langere spanningsbogen.
  • het ontwikkelen van empathie: In een boek kun je ervaren wat je in het echte leven niet kunt of wilt ervaren. Dat zorgt voor meer inbeeldingsvermogen en begrip voor mensen die anders zijn dan jij.
  • de exclusieve aandacht voor de bofferds die thuis worden voorgelezen. Helaas houdt dat voor veel kinderen op als zij in groep 3 zelf leren lezen. 

Bron: De Monitor de Bibliotheek op school


Wat dan? 
Daarnaast zijn er gelukkig ook meesters en juffen die aangeven dat ze best of zelfs graag dagelijks willen voorlezen, maar ‘Wat dan precies? Welke boeken zijn nou echt geschikt? Ik ken er te weinig.’  En daarbij blijft voor een leerkracht (groep 4/5) de hamvraag: ‘Ik ben overtuigd van het nut, maar waar haal ik de tijd vandaan met alle methodelessen die ik ook moet doen?’ Dit argument tijd horen we vaak. De vraag is echter of alle methodelessen altijd moeten. En of de lessen altijd volledig moeten. Schoolleiders, bouwcoördinatoren en leescoördinatoren zeggen vaak dat leerkrachten op hun eigen professionaliteit en kennis mogen en moeten vertrouwen. Soms kun je een methodeles inkorten omdat een oefening uit een werkboekje bij voorbeeld niet zo noodzakelijk is. Of je kunt voorlezen in plaats van een taalles, een begrijpend-lezenles of een woordenschatles. Je kunt de les ook combineren met voorlezen. Met behulp van een miniles of een les begrijpend luisteren maak je van je voorleessessie een effectieve taalles. 


En de collega’s die naar eigen zeggen te weinig boekenkennis hebben, helpen we graag een handje. Voor hen duiken we in de webportal van hun schoolbieb en noteren wat titels waarmee zij hun leerlingen kunnen verblijden. En zo brengen we net als Bart, Jaap en Bas en heel veel anderen op onze eigen manier zo veel mogelijk kinder- en jeugdboeken onder de aandacht! Met daarbij de tip om vooral ook eens naar de GVP te luisteren. 



dinsdag 11 juni 2019

Boekpromotie en boekenkring

De afgelopen weken hebben we de monitorrapportages van de verschillende scholen weer uitgebreid bekeken en besproken met de leescoördinatoren. Er is iets wat na lange samenwerking blijft opvallen: boekenkring en boekpromotie blijven voor veel leerkrachten een lastig punt. Het wisselt een beetje per school en per jaar, maar het keert vaak terug in de gesprekken. Waarom boekpromotie en boekenkring zo belangrijk zijn? Smaakverbreding. 

Toen ik een tijdje geleden een boekensushi wilde doen in een klas heb ik ter plekke iets anders geïmproviseerd. Het idee van deze werkvorm is namelijk dat de boeken als in een sushibar langs de leerlingen schuiven en ze steeds gedurende een minuutje boeken van hun klasgenoten kunnen bekijken. Met 14 soortgelijke boeken is dat geen leuk spelletje. En afgelopen week had ik deze foto in nog 3 andere klassen kunnen maken. 




Nu heb ik geen principiële bezwaren tegen deze populaire boeken. Maar ik weet dat veel leerlingen met hulp van anderen ontdekken dat er meer is wat zij ook kunnen waarderen. Dat er naast graphic novels nog veel meer mooie verhalen geschreven zijn. Daarom doen we vaak aan boekpromoties in de klassen. We nemen nieuwe collectie mee of we zoeken in de bestaande collectie naar boeken die kinderen niet snel pakken maar die wel de moeite waard zijn. Als we na afloop vragen voor wie er een boek bij zat om zo snel mogelijk te gaan lezen, gaat steevast 75% van de vingers omhoog. Tussen die gepromote boeken zit zelden of nooit een loser, een muts of een boomhut. Die lezen ze toch wel. 

Door andere boeken onder de aandacht te brengen, lezen ze ook eens iets anders en ontdekken ze nieuwe schrijvers, nieuwe series en nieuwe genres. Dit moet continu gevoed worden en moet niet afhangen van die paar keer per jaar dat 'de bieb' alle klassen langs gaat. Ook leuk natuurlijk, en we doen het graag. Maar leesplezier aanwakkeren en onderhouden kunnen we niet alleen. Daar hebben we de leerkrachten bij nodig. Leerkrachten die beginnen met voorlezen en na een paar dagen stoppen en vragen: 'wie wil het uitlezen?' Leerkrachten die met een boek onder hun arm bij de deur alle leerlingen een hand geven. 'Meester, wat heb je?' 'Een heel mooi boek. Ga ik straks over vertellen.' Leerkrachten die leerlingen even met elkaar over hun boek laten praten. Of via het digibord een miniquizje doen, bv. met boekomslagen waarvan de titels is weggepoetst. Eens een blind date aandurven met een boek. Een stapelgedicht maken of een heel persoonlijke tip geven. Er zijn zo veel manieren te bedenken om in een paar minuten het lezen en de schoolcollectie zonder al te veel voorbereiding op een positieve manier onder de aandacht te brengen.  









vrijdag 29 maart 2019

ABC-tje


Taalspelletjes op het multitouchscherm bij de ABC-club
In 2016 startte de eerste ABC-club nadat het Capelse Taalnetwerk (waar Bibliotheek aan den IJssel deel van uitmaakt) de opdracht kreeg om met een mooi budget van de VanCappellenstichting een project te ontwikkelen voor anderstalige leerlingen en nieuwkomers. De club startte met activiteiten in de schoolvakanties om de taaldip tegen te gaan. Vorm en inhoud zijn gaandeweg aangepast, maar inmiddels is de gemeente Capelle zo overtuigd van het succes van dit concept dat zij onze bieb hebben verzocht deze club vooral voort te zetten.

Welke dingen doen we?
De ABC-club kenmerkt zich door diverse activiteiten rondom 4 praktische thema’s en veel camouflagetaal. En dan hebben we het niet over vage kantoortaal om leegheid te verbergen maar over activiteiten die niet primair gericht zijn op taal maar die wel veel taal uitlokken. Want taal leer je door te oefenen en fouten te maken. En het liefst samen met anderen en bij voorkeur niet (te veel) uit lesboeken. De thema’s zijn: locaties, beroepen, sport en vrijetijd.

Woorden leren tijdens dramalessen 
Elke thema start met een theaterles waarin de belangrijkste woorden worden behandeld. Het leren van nieuwe woorden door middel van spel maakt het nieuwe thema toegankelijk. Woorden worden uitgebeeld, aangewezen, opgezocht op google afbeeldingen en nog eens uitgebeeld. Je ziet de kinderen plezier hebben en je hoort tegelijkertijd de hersens kraken.

Ontwerpen
Spelen
Spelen
Met die nieuwe woorden op zak is het tijd voor andere activiteiten. Tijdens het thema Locaties speelden de deelnemers een Capels detectivespel waarbij zij niet alleen nieuwe woorden tot zich namen, maar ook kennis maakten met diverse interessante locaties in Capelle: de voetbalvelden, school, bibliotheek of de kinderboerderij om een paar voorbeelden te noemen. Deze locaties hebben zij getekend op een zelfontworpen metrolijn-achtig spelbord. Bij dit spelbord horen talige spelvormen bij om de woordenschat nog verder uit te breiden. Zo speuren de kinderen naar een boef die de ene keer in het restaurant en de andere keer in het zwembad is. Steeds worden zijn uiterlijke kenmerken of bepaalde handelingen benoemd, waarmee zij meer informatie krijgen voor hun speurwerk. Ze oefenen zo met werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden in een spannende race tegen de klok. Welk team heeft de gezochte boef als eerste opgespoord? Docent Anne Goedhart: 'Ze vonden het zo leuk om te doen dat ze er de les erna op terug kwamen omdat het spel niet binnen de tijd kon worden uitgespeeld. "We moeten het spel nog uitspelen!"’

Niet alleen bij het spelen van het spel, maar ook bij het maken van ‘De Capelse Detective’ hebben kinderen al doende veel taal nodig. Wat is er nodig? Hoe pakken we het aan? Begrijpt iedereen hoe het werkt? 'Want de communicatie kan wel eens misgaan.' Maar dan is daar altijd Anne om de kinderen verder te helpen. Ze maken al spelende eigen zinnen, stellen vragen, vervoegen werkwoorden en voegen nieuwe woorden toe aan hun Nederlandse woordenschat. En wat zo fijn is: er zijn geen fouten. Wel kan het soms beter. Ook daar helpt Anne hen bij. En de anderen trouwens ook. Anne: ‘Er zijn drie meisjes die al eerder meededen. Zij waren toen talig gezien de zwaksten. Nu zijn ze de sterksten en helpen zij bewust en onbewust andere kinderen talig sterker te worden.’
Werken met de greenscreen 

Spannend: zwemmen met dolfijnen
Bij alle activiteiten blijkt hoeveel woorden je nodig hebt. Zelfs bij de opdrachten die in eerste instantie erg beeldend lijken. Een foto maken met behulp van een greenscreen is ook een van de activiteiten die past bij het thema Locaties. Heb je een idee voor je persoonlijke greenscreenopdracht? Dan moet je over woorden beschikken om dit idee over te brengen op de fotograaf zodat de foto ook wordt zoals jij het bedacht hebt. Het idee is dat de deelnemers een handeling verrichten op een zelfgekozen locatie. De mogelijke locaties zijn erg divers (zolder, winkelstraat, strand) net als de handelingen die er doorgaans verricht worden (kruipen, slenteren, duiken) Welke dingen doe je daar? En hoe breng je dat in beeld? Allemaal taal, taal, taal. Ze leren enorm en hebben lol in wat ze doen.

De bibliotheek is thuis in taalverwerving en het creëren van verhalen. Gaat het om de artistieke kant van de activiteit dan wordt bij voorbeeld de Kunstkring ingeschakeld. Hoe teken je die hokken van de dieren op de kinderboerderij? En ook daar heb je wederom woorden voor nodig. Is het hok hoog of laag? Van hout, gaas, glas of metaal? Zit het hok altijd dicht of soms ook open? Is het eenmaal gelukt om het hok te tekenen, dan volgt het spel ‘Hekken sluiten’ waarbij kinderen door denkbeeldige hekken te sluiten vooral de namen van dieren op speelse wijze oefenen. Lukt het niet? Geen probleem want google afbeeldingen is geduldig en bijzonder effectief. 

Zelfs als je even moet wachten terwijl anderen met de greenscreen bezig zijn, blijkt de beschikking over voldoende woorden heel zijn. Collega John neemt de wachters op deze mooie lentedag even met een bal mee naar buiten. De regels van het voetbal zijn wel bekend. Maar wie een ander spel wil spelen heeft woorden nodig om spelregels uit te leggen of af te spreken.

Buitenspelen tijdens het wachten
Anne zoekt bij elk thema verbinding met Capelse organisaties. Bij het thema’s Sport en Vrije Tijd wordt onder meer samengewerkt Sportief Capelle en de dansschool van Noes Fiolet. Tijdens het thema Beroepen gaat de club naar de Capelse brandweer en de Kunstkring Capelle. Zo leren de nieuwkomers onze taal en stad steeds beter kennen. En dat was waar het de Van Cappellenstichting in beginsel om te doen was.

Plezier voor 10!
Het taalniveau van de deelnemers loopt fors uiteen. Er zitten kinderen tussen die al wat langer in Nederland zijn. Ook zijn er kinderen bij die tijdens eerste bijeenkomst nog geen woord Nederlands spraken. Anne Goedhart: ‘Je ziet ze groeien. Twee jaar geleden kon ik  met deze meiden nog niet praten en nu zijn zij talig het sterkst. Ze helpen elkaar. We beelden veel uit en zoeken veel op. Ze zijn trots op wat ze leren.’ Nu en dan worden ook de ouders uitgenodigd. Zij doen dan wat de kinderen ook doen. ‘Daarmee hopen we niet alleen de betrokkenheid, maar ook de eigen woordenschat van de ouders te vergroten.’


De waardering voor de ABC-club blijkt wel uit het feit dat sommige kinderen zich liefst voor de 3e keer aan zouden aanmelden. ‘Meer dan 10 deelnemers kunnen we helaas niet aan met deze groep die om intensieve begeleiding vraagt. Deze doelgroep vraagt aandacht, tijd en vertrouwen en die willen we geven.’ Na 10 aanmeldingen volgt er een stop en een wachtlijst. En ook die loopt met 8 wachtenden al snel vol.  

maandag 11 maart 2019

Kleine successen in het Doe Mee Café

Een van de kleine successen: naar huis met een boek voor jezelf!
Meer dan eens en in diverse vormen heeft Bibliotheek aan den IJssel afgelopen jaren geëxperimenteerd met talige activiteiten voor anderstaligen. Zo waren er leesclubjes op De Octopus en De Catamaran, een cursus Digitaal Voorlezen op het CJG, een Pop-upTaalcafé, Taal voor Thuis en een Beginnende Lezers Leesclub die veelal wordt bezocht door anderstaligen. Sinds enige tijd is er nu structureel een goed bezocht Taalcafé in zowel Krimpen als Capelle. Maar hoe waardevol zou het zijn als we dit concept ook structureel op locatie konden laten plaatsvinden? Die mogelijkheid deed zich voor toen we afgelopen zomer de kans kregen een subsidie aan te vragen via Tel mee met Taal. We hadden er al zo vaak over nagedacht dat we wel ongeveer wisten wat we wilden: zoiets als het Taalcafe dat langs de diverse scholen reist met naast taal drie andere belangrijke factoren: persoonlijke aandacht, tijd en vertrouwen.

Persoonlijke aandacht, tijd en vertrouwen
De inhoudelijke programmering van deze pilot was niet ingewikkeld. Wekelijks is er gecamoufleerd taalaanbod. Zo komt Welzijn Capelle een keer vertellen over De Vreedzame School en De Vreedzame Wijk en delen we de bijhorende kletskaarten in de groepsapp, zodat ze thuis verder kunnen praten met hun kind. 

Kletskaart uit De Vreedzame School 
Taalspelletjes

We doen (talige!) gezelschapsspelletjes en bekijken uitgebreid kijk- en zoekboeken. We bespreken het belang en de mogelijkheden van voorlezen, digitaal voorlezen en voorlezen in de eigen taal. We bezoeken samen de bibliotheek, iedereen krijgt een jaar lang gratis lidmaatschap cadeau en we kijken naar eventuele passende vervolgtrajecten voor wie wil. We ontdekten al snel dat we meer aanbod hadden dan tijd. Aanpassen, weglaten en wat langzamer dus. Geen probleem. De werving bleek meer moeite te kosten. Niet onverwacht overigens,  want de ervaring leert dat het betrekken van ouders niet meevalt. En vooral de ouders die we willen bereiken (NT1’ers en NT2’ers) lijken moeilijk te mobiliseren. Moeten ze naar werk? Vinden ze het te moeilijk? Zijn ze te bescheiden? Hebben ze geen zin? Snappen ze niet wat van hen verwacht wordt? Ervaren ze het aanbod wel als 'voor hen'?

We hebben ervaren dat persoonlijke aandacht, vertrouwen en tijd een beslissende rol spelen in de werving. Dat kan bij voorbeeld inhouden dat we wekelijks tijdens de leesinloop aanwezig waren in de klas en met ouders konden spreken. Of dat we tijd vrijmaakten om een kop koffie meedrinken als de doelgroep bij elkaar kwam in de ouderkamer. We zijn zelfs eens op onze vroege vrije vrijdagochtend aangeschoven bij het vorstelijk ontbijt dat regelmatig wordt georganiseerd door een groep moeders uit de wijk. Deze tijd moet je nemen om contact te leggen en vertrouwen te creëren. Zo konden we uitleggen wat ons idee was en belangrijker nog, we konden hen vragen wat ze graag wilden leren. En het heeft geholpen. We kwamen oude bekenden tegen van eerdere activiteiten. En met een vertrouwd gezicht gaan zij makkelijker in gesprek dan met iemand die ze niet kennen en toch iets van ze wil. We hebben een compleet circus opgetuigd met vertrouwde gezichten: leerkrachten, taaldocenten, buurtmoeders, vrijwilligers van het taalcafé. En de ook de cursisten zelf speelden hierin een rol: vanaf de tweede bijeenkomst begonnen zich kennissen/vrienden aan te sluiten.

Sommige deelnemers geven aan dat ze het moeilijk vinden om met Nederlanders in contact te komen om hun taal te oefenen. Ze vinden het Doe Mee Café gezellig, want hun sociale netwerk is soms (nog) maar klein. Er ontstaan nieuwe contacten. Een tweetalige ouder die vloeiend Marokkaans en Nederlands spreekt komt ook voor de gezelligheid. ‘Ik kom wel uit deze wijk, maar mijn kinderen zitten niet eens hier op school. Ik vind het gewoon gezellig.’ Daarnaast vindt zij ook dat een goede ontwikkeling op school begint met taal. Ze vindt dat alle ouders, meertalig of enkeltalig, veel aan taalstimulering moeten doen. ‘Dat is belangrijk voor onze kinderen.’ Zij vervult graag de rol van ambassadeur want ‘iedere ouder wil het beste voor zijn kind.’


Waar is de gele grijper? 
Een onverwachte ontdekking!

Onverwacht komen sommige van deze kinderen soms mee in verband met een studiedag op school. Met de gezinsaanpak in het achterhoofd vinden wij dat alleen maar voordeel oplevereBijschrift toevoegenn. Ouders kunnen in gesprek met hun kind over De Vreedzame School of de prentenboeken die we bij ons hebben. Toen O. haar zoon S. (5 jaar) meenam verkoos hij in eerste instantie zijn tablet met wat filmpjes. O. pakte een zoekboek en ging naast hem zitten. Aan het eind van de ochtend ging het boek mee naar huis en na drie dagen ontvingen we een foto: hij kan er geen genoeg van krijgen en vertelt uitgebreide verhalen over de gele grijper. Missie geslaagd! Want de achterliggende gedachte van onze Doe Mee-aanpak is dat deze ouders niet alleen hun eigen taalvaardigheid versterken, maar die van het hele gezin een zetje geven. En ook dat zij concrete ingangen en handvatten krijgen om dit te doen. Ze maken kennis met de bibliotheek, krijgen een eigen pasje en daarmee toegang tot Lees&Schrijf!-collectie. We laten het Taalpunt en het Taalcafé zien (mensen schoven meteen aan!) en attenderen hen op de Voorleeshoek, de VoorleesExpress en oefenen.nl.

Informatie over de diverse mogelijkheden op het gebied van taal

Rondleiding door bibliotheek en Lees&Schrijf!-plein
Wie komt waar vandaan? 
De groepen zijn divers in omvang, in taalniveaus en in landen van herkomst. Ook de verschillen in leerwensen en leervermogens zijn soms groot. Maar dat vormt geen probleem, want allemaal hebben ze hetzelfde doel: Nederlands praten. Vooral oefenen en geen les, geen huiswerk, geen grammaticaregels en geen diploma. Gewoon Nederlands praten en leren door te doen. De ochtend dat NL Educatie kwam vertellen over de mogelijkheden vielen dan ook goed in de smaak! En wie wel een diploma wil kan terecht bij Zadkine. Daar kunnen ze 20 tot 30 weken verder als onze pilot na 6 weken stopt. Inmiddels hebben zich al diverse mensen gemeld voor deze taalscholen. We vinden het heel tof dat NL Educatie en Zadkine de inhoud van hun lessen zo laagdrempelig kunnen overbrengen dat mensen zin hebben om weer naar school te gaan! 

Proeflesje Nederlandse klanken met Zadkine en NL Educatie 











maandag 28 januari 2019

Praten over boeken


Het is een tijd geleden dat dit op tv werd uitgezonden (kijken vanaf minuut 2.10), maar team dBos was meteen getrigged! Binnen ons team hebben we het ook regelmatig over het belang van praten over boeken. Waarom zou je het eigenlijk doen? En hoe dan precies? Is het niet te moeilijk? Past het bij de leeftijd? We weten dat veel leerkrachten het best lastig vinden om met hun klas over boeken te praten, zeker als zij iets meer de verdieping willen zoeken in zo’n gesprek. Goede voornemens genoeg, maar in de praktijk blijft de uitvoering toch vaker liggen dan gewenst. Maar gelukkig verschijnt er steeds meer informatie over het waarom en het hoe. We zijn er dus eens ingedoken en zetten hier wat informatie op een rij.  


Waarom zou je praten over boeken?

  • Leerlingen vinden praten over boeken leuk om te doen. Ze worden op ideeën gebracht of herkennen hun eigen plezier in dat van een klasgenoot die vertelt over een boek dat ze zelf al eerder lazen. Het sociale aspect motiveert: ‘Ik vond het leuk dat we hetzelfde boek gelezen hadden, want zo konden we elkaar een beetje begrijpen.’
  • Het delen van een leeservaring is plezierig, vooral als daar geen schoolse activiteiten aan verbonden worden zoals bij voorbeeld het schrijven van een verslag. Kijk maar naar de manier waarop volwassenen met elkaar praten over iets wat ze delen. Of het nu een Netflixserie is (Narcos), een tv-programma (Wie is de mol?) of een boekserie (De zeven zussen), volwassenen kletsen er graag over. Oppervlakkig en diepgaand en alles daartussen in. Ze hebben er plezier in om hun ervaringen en kennis met anderen te delen. Bij kinderen werkt dat net zo: Fortnite, bekende youtubers en ook gelezen boeken. Echt waar. Als ze maar kunnen bespreken wat zij graag willen bespreken.
  • Door te praten leren leerlingen hun eigen smaak ontdekken en/of verbreden. Ze zien nieuwe boeken waarvan ze niet wisten dat ze bestonden of waarvan ze het idee hadden dat ze niet interessant genoeg waren om open te slaan. Het is daarom ook van belang om als Chambers' ‘helpende volwassene’ titels aan te dragen. Voorkom dat de klas in de ‘boomhutbubbel’ blijft zitten.
Slechts 8 leerlingen uit deze groep 7 (niet op de foto) hadden een
ander boek dan Boom
hut, Muts of Loser
  • Praten leert leerlingen woorden te geven aan wat ze vinden. ‘Nou, gewoon’ en ‘alles’ zijn vaak gehoorde antwoorden. Mag, maar in dit soort gesprekken graven we graag nog even verder zodat ze hun mening beter leren formuleren. Helemaal mooi is het als zij die mening ook nog leren onderbouwen met argumenten. Leerkrachten die gewerkt hebben met de aanpak van Gertrud Cornelissen (zie verderop in deze blog) gaven aan dat júíst leerlingen die op communicatief gebied zwakker waren de grootste groei doormaakten.

Aidan Chambers: 'We weten pas wat we denken als we het onszelf horen zeggen.'

  • Een gesprek met anderen kan leiden tot beter begrip. Tijdens een pilot op een van de scholen waarmee we samenwerken, viel op dat leerlingen (groep 6) meningen bijstelden of anderen konden overtuigen van iets. Bovendien signaleerden ze verkeerd begrepen fragmenten. Door stukjes voor te lezen en toe te lichten konden zij de situatie voor de ander verhelderen. Al bladerend werd aangetoond wat de ander verkeerd had opgevat en hoe het wel in elkaar zat. ‘Oh ja, nu zie ik het.’ Door dit met elkaar te bespreken hebben ze dingen geleerd of begrepen die ze niet hadden geleerd of verkeerd hadden begrepen als ze het alleen hadden gelezen.
  • Tijdens een gesprek ervaren leerlingen dat andere lezers iets heel anders kunnen vinden, soms zelfs iets heel anders kunnen lezen. Ze horen ook dat meningen verschillen en dat dat helemaal niet erg is.  Alle meningen zijn okay, zeker als je er ook nog argumenten voor hebt. Leerlingen ervaren succes: ‘Oh, mijn inbreng doet er ook toe.’

Als team komen wij ook wel eens (te weinig) bij elkaar om gelezen boeken met elkaar te bespreken. Boekkeuzes variëren van oude persoonlijke favorieten tot gloednieuwe titels uit de dBos-collecties. Het is gezellig, je ontdekt nieuwe boeken die je vervolgens wilt lezen en die je met veel overtuiging op school kunt verkopen. En dat werkt. 


Hoe kun je praten over boeken?

‘Hoe dan?’ is een vraag die we regelmatig horen. ‘Jullie kennen al die boeken en die schrijvers, maar ik zie mezelf niet al die boeken lezen. Het vraagt nogal wat voorbereiding.’ Dat is soms waar, maar dat hoeft niet altijd. Er zijn namelijk ook best vormen te vinden waarbij er laagdrempelig wordt gepraat over boeken. Zeker met kinderen vanaf halverwege groep 4 kun je al prima het gesprek op gang brengen door laagdrempelige spelletjes te doen: 
  • Boekpromotie: wat jij (als leerkracht) leest en waar jij over vertelt is voor een bepaalde groep kinderen per definitie interessant. Wat jij er van vindt ook. Doen dus. Vertel zelf en laat reageren. 
  • Omslag als 'ansichtkaart': kies enkele boekomslagen, knip de titel en de schrijver er af en print op de achterzijde wat informatie over het boek (gewoon van bol.com). Laat enkele kinderen een afbeelding kiezen die bij hem of haar (of zijn of haar stemming) past. Laat vertellen en zie wat er gebeurt. Wijs daarna op de boekinformatie op de achterzijde. 

  • Speeddaten: laat tweetallen elkaar 1 minuut vertellen over het boek dat zij nu lezen. Na 2 minuten zoekt iedereen een andere partner.
  • Leg een variëteit aan boeken en tijdschriften neer en voer een leesgesprek met individuele kinderen of met kleine groepjes. Laat vertellen over hun frustraties en voorkeuren en over hun leesgedrag op school en thuis. Je leerling krijgt niet alleen even de exclusieve aandacht van jou, maar je komt ook dingen over hem/haar te weten die je niet verwacht en die niet in toetsresultaten zichtbaar worden. Kijk hier voor voorbeelden en meer info op de site van SLO.  


Meer inhoudelijke boekgesprekken

Wil je al met kleuters inhoudelijk praten over boeken dan is dit boek een aanrader: Prentenboeken lezen als literatuur.
Coosje van der Pol beschrijft niet alleen haar onderzoek naar het literair voorlezen aan kleuters, maar geeft ook nog praktische en heel handzame suggesties om met de jongsten in gesprek te gaan over de voorgelezen boeken. Anders dan de titel doet vermoeden blijkt literair voorlezen niet zo’n ingewikkelde aanpak. Het belangrijkste is eigenlijk dat je gedurende het gesprek ‘in’ het boek blijft. Bij interactief voorlezen stap je al snel ‘uit’ het boek omdat je ingaat op de beleving van kinderen (‘Heb jij ook een kip thuis?’) terwijl het gesprek zich bij literair voorlezen steeds richt op wat er in het boek gebeurt ('"Het is feest" staat er, maar hoe kijkt de kip? Hoe komt dat?').

Voor oudere kinderen sla je er heel goed Aidan Chambers op na.
Hij licht in zijn boek Leespraat toe waarom praten er toe doet. Op vrij eenvoudige wijze kun je al gericht gesprekken op gang brengen door kaartjes met vragen via deze link te downloaden en te gebruiken. Let op: het gaat om het gesprek, niet om de kaartjes. Zij dienen slechts als hulpmiddel om tot een gesprek te komen. Pas op voor snelle antwoorden en hup, door naar de volgende vraag.  

Manieren om de gesprekken die Chambers voor ogen heeft op gang te brengen en te houden zet Gertrud Cornelissen op een rij in haar boek Maar als je erover nadenkt…
Enorm praktisch met handreikingen hoe een en ander aan te pakken. Zo geeft zij voorbeelden van vragen die een gesprek op gang houden of trucjes om alle leerlingen aan het woord te laten. Ze bouwt samen met de kinderen op hoe je een mening met een argument kunt ondersteunen en dat alles op heel luchtige wijze. Daarnaast beschrijft zij haar eigen gesprekken met leerlingen zodat je je een duidelijk beeld kunt vormen van wat ze bedoelt.

Tot slot wil ik de boeken Hoe lees ik? en Hoe lees ik korte verhalen? van Lidewijde Paris nog vermelden. 



Niet dat zij zich hierin nu zo buigt over boekgesprekken met kinderen, maar in haar column op hebban.nl vraagt zij zich in meer algemene zin af waar die samen-erover-praten-behoefte vandaan komt. Daarbij werkt haar manier van kijken naar verhalen erg inspirerend. 'Omdat het anders wordt gebracht' (Sem aan tafel bij Twan Huys) wordt iets wat niet leuk is opeens wel leuk. En anders kijken is wat Paris ook doet. Heel verfrissend is het als zij haar literaire inzichten laat zien aan de hand van een eenvoudig reclamefilmpje:


Na het bekijken van dit filmpje gaat zij in gesprek: Welk verhaal wordt verteld? Wat wordt er niet verteld (maar weten we toch)? Ze introduceert het begrip ‘stille signalen’ die wij interpreteren om het verhaal op te bouwen. Zij ziet een verhaal als een tekening met puntjes en cijfers: door de puntjes op de juiste manier te verbinden krijgen we het hele plaatje. In haar boeken geeft ze aanwijzingen om de puntjes in het verhaal te vinden en te verbinden. Hoe verhelderend zou het voor sommige leerlingen zijn om dit soort parallellen te trekken? Ik ben er van overtuigd dat het hun leesplezier en hun leesbegrip ten goede komt.  En daarom wordt er tijdens onze eerstvolgende nascholing Open Boek op 20 februari aandacht besteed aan dit onderwerp en komt Jacqueline Terwijn van Bibliotheek West Achterhoek vertellen over haar ervaringen in de praktijk met de aanpak van Gertrud Cornelissen.