Het is een tijd geleden dat dit op tv werd uitgezonden (kijken vanaf minuut 2.10),
maar team dBos was meteen getrigged! Binnen ons team hebben we het ook
regelmatig over het belang van praten over boeken. Waarom zou je het eigenlijk
doen? En hoe dan precies? Is het niet te moeilijk? Past het bij de leeftijd? We
weten dat veel leerkrachten het best lastig vinden om met hun klas over boeken
te praten, zeker als zij iets meer de verdieping willen zoeken in zo’n gesprek.
Goede voornemens genoeg, maar in de praktijk blijft de uitvoering toch vaker
liggen dan gewenst. Maar gelukkig verschijnt er steeds meer informatie over het
waarom en het hoe. We zijn er dus eens ingedoken en zetten hier wat informatie
op een rij.
Waarom zou je praten over boeken?
- Leerlingen vinden praten over boeken leuk om te doen. Ze worden op ideeën gebracht of herkennen hun eigen plezier in dat van een klasgenoot die vertelt over een boek dat ze zelf al eerder lazen. Het sociale aspect motiveert: ‘Ik vond het leuk dat we hetzelfde boek gelezen hadden, want zo konden we elkaar een beetje begrijpen.’
- Het delen van een leeservaring is plezierig, vooral als daar geen schoolse activiteiten aan verbonden worden zoals bij voorbeeld het schrijven van een verslag. Kijk maar naar de manier waarop volwassenen met elkaar praten over iets wat ze delen. Of het nu een Netflixserie is (Narcos), een tv-programma (Wie is de mol?) of een boekserie (De zeven zussen), volwassenen kletsen er graag over. Oppervlakkig en diepgaand en alles daartussen in. Ze hebben er plezier in om hun ervaringen en kennis met anderen te delen. Bij kinderen werkt dat net zo: Fortnite, bekende youtubers en ook gelezen boeken. Echt waar. Als ze maar kunnen bespreken wat zij graag willen bespreken.
- Door te praten leren leerlingen hun eigen smaak ontdekken en/of verbreden. Ze zien nieuwe boeken waarvan ze niet wisten dat ze bestonden of waarvan ze het idee hadden dat ze niet interessant genoeg waren om open te slaan. Het is daarom ook van belang om als Chambers' ‘helpende volwassene’ titels aan te dragen. Voorkom dat de klas in de ‘boomhutbubbel’ blijft zitten.
Slechts 8 leerlingen uit deze groep 7 (niet op de foto) hadden een ander boek dan Boomhut, Muts of Loser |
- Praten leert leerlingen woorden te geven aan wat ze vinden. ‘Nou, gewoon’ en ‘alles’ zijn vaak gehoorde antwoorden. Mag, maar in dit soort gesprekken graven we graag nog even verder zodat ze hun mening beter leren formuleren. Helemaal mooi is het als zij die mening ook nog leren onderbouwen met argumenten. Leerkrachten die gewerkt hebben met de aanpak van Gertrud Cornelissen (zie verderop in deze blog) gaven aan dat júíst leerlingen die op communicatief gebied zwakker waren de grootste groei doormaakten.
Aidan Chambers: 'We weten pas wat we denken als we het onszelf horen zeggen.'
- Een gesprek met anderen kan leiden tot beter begrip. Tijdens een pilot op een van de scholen waarmee we samenwerken, viel op dat leerlingen (groep 6) meningen bijstelden of anderen konden overtuigen van iets. Bovendien signaleerden ze verkeerd begrepen fragmenten. Door stukjes voor te lezen en toe te lichten konden zij de situatie voor de ander verhelderen. Al bladerend werd aangetoond wat de ander verkeerd had opgevat en hoe het wel in elkaar zat. ‘Oh ja, nu zie ik het.’ Door dit met elkaar te bespreken hebben ze dingen geleerd of begrepen die ze niet hadden geleerd of verkeerd hadden begrepen als ze het alleen hadden gelezen.
- Tijdens een gesprek ervaren leerlingen dat andere lezers iets heel anders kunnen vinden, soms zelfs iets heel anders kunnen lezen. Ze horen ook dat meningen verschillen en dat dat helemaal niet erg is. Alle meningen zijn okay, zeker als je er ook nog argumenten voor hebt. Leerlingen ervaren succes: ‘Oh, mijn inbreng doet er ook toe.’
Als team komen wij ook wel eens (te weinig) bij elkaar om gelezen boeken met elkaar te bespreken. Boekkeuzes variëren van oude persoonlijke favorieten tot gloednieuwe titels uit de dBos-collecties. Het is gezellig, je ontdekt nieuwe boeken die je vervolgens wilt lezen en die je met veel overtuiging op school kunt verkopen. En dat werkt.
Hoe kun je praten over boeken?
‘Hoe dan?’ is een vraag die we regelmatig horen. ‘Jullie
kennen al die boeken en die schrijvers, maar ik zie mezelf niet al die boeken
lezen. Het vraagt nogal wat voorbereiding.’ Dat is soms waar, maar dat hoeft
niet altijd. Er zijn namelijk ook best vormen te vinden waarbij er
laagdrempelig wordt gepraat over boeken. Zeker met kinderen vanaf halverwege groep 4 kun je al prima het gesprek op gang brengen door laagdrempelige spelletjes
te doen:
- Boekpromotie: wat jij (als leerkracht) leest en waar jij over vertelt is voor een bepaalde groep kinderen per definitie interessant. Wat jij er van vindt ook. Doen dus. Vertel zelf en laat reageren.
- Omslag als 'ansichtkaart': kies enkele boekomslagen, knip de titel en de schrijver er af en print op de achterzijde wat informatie over het boek (gewoon van bol.com). Laat enkele kinderen een afbeelding kiezen die bij hem of haar (of zijn of haar stemming) past. Laat vertellen en zie wat er gebeurt. Wijs daarna op de boekinformatie op de achterzijde.
- Speeddaten: laat tweetallen elkaar 1 minuut vertellen over het boek dat zij nu lezen. Na 2 minuten zoekt iedereen een andere partner.
- Leg een variëteit aan boeken en tijdschriften neer en voer een leesgesprek met individuele kinderen of met kleine groepjes. Laat vertellen over hun frustraties en voorkeuren en over hun leesgedrag op school en thuis. Je leerling krijgt niet alleen even de exclusieve aandacht van jou, maar je komt ook dingen over hem/haar te weten die je niet verwacht en die niet in toetsresultaten zichtbaar worden. Kijk hier voor voorbeelden en meer info op de site van SLO.
Meer inhoudelijke boekgesprekken
Wil je al met kleuters inhoudelijk praten over boeken dan is dit boek
een aanrader: Prentenboeken lezen als literatuur.
Coosje van der Pol beschrijft niet alleen haar onderzoek naar het literair
voorlezen aan kleuters, maar geeft ook nog praktische en heel handzame
suggesties om met de jongsten in gesprek te gaan over de voorgelezen boeken.
Anders dan de titel doet vermoeden blijkt literair voorlezen niet zo’n
ingewikkelde aanpak. Het belangrijkste is eigenlijk dat je gedurende het gesprek
‘in’ het boek blijft. Bij interactief voorlezen stap je al snel ‘uit’ het boek
omdat je ingaat op de beleving van kinderen (‘Heb jij ook een kip thuis?’) terwijl
het gesprek zich bij literair voorlezen steeds richt op wat er in het boek gebeurt ('"Het is feest" staat er, maar hoe kijkt de kip? Hoe komt dat?').
Voor oudere kinderen sla je er heel goed Aidan Chambers op
na.
Hij licht in zijn boek Leespraat
toe waarom praten er toe doet. Op vrij eenvoudige wijze kun je al gericht
gesprekken op gang brengen door kaartjes met vragen via deze link te downloaden en te gebruiken. Let op: het gaat om het gesprek, niet om de kaartjes.
Zij dienen slechts als hulpmiddel om tot een gesprek te komen. Pas op voor
snelle antwoorden en hup, door naar de volgende vraag.
Manieren om de gesprekken die Chambers voor ogen heeft op
gang te brengen en te houden zet Gertrud Cornelissen op een rij in haar boek Maar als je erover nadenkt…
Enorm praktisch
met handreikingen hoe een en ander aan te pakken. Zo geeft zij voorbeelden van
vragen die een gesprek op gang houden of trucjes om alle leerlingen aan het
woord te laten. Ze bouwt samen met de kinderen op hoe je een mening met een
argument kunt ondersteunen en dat alles op heel luchtige wijze. Daarnaast beschrijft
zij haar eigen gesprekken met leerlingen zodat je je een duidelijk beeld kunt
vormen van wat ze bedoelt.
Tot slot wil ik de boeken Hoe lees ik? en Hoe lees ik korte verhalen? van Lidewijde Paris nog vermelden.
Niet dat zij zich hierin
nu zo buigt over boekgesprekken met kinderen, maar in haar column op hebban.nl vraagt zij zich in meer algemene zin af waar die samen-erover-praten-behoefte vandaan komt. Daarbij werkt haar manier van kijken naar
verhalen erg inspirerend. 'Omdat het anders wordt gebracht' (Sem aan tafel bij Twan Huys) wordt iets wat niet leuk is opeens wel leuk. En anders kijken is wat Paris ook doet. Heel verfrissend is het als zij haar literaire
inzichten laat zien aan de hand van een eenvoudig reclamefilmpje:
Na het bekijken van dit filmpje gaat zij in gesprek: Welk
verhaal wordt verteld? Wat wordt er niet verteld (maar weten we toch)? Ze introduceert
het begrip ‘stille signalen’ die wij interpreteren om het verhaal op te bouwen. Zij ziet een verhaal als een tekening met puntjes en cijfers: door de puntjes op de juiste manier te verbinden krijgen we het hele plaatje. In haar boeken geeft ze aanwijzingen om de puntjes in het verhaal te vinden en te verbinden. Hoe verhelderend
zou het voor sommige leerlingen zijn om dit soort parallellen te trekken? Ik
ben er van overtuigd dat het hun leesplezier en hun leesbegrip ten goede komt. En daarom wordt er tijdens onze eerstvolgende nascholing
Open Boek op 20 februari aandacht besteed aan dit onderwerp en komt Jacqueline Terwijn van Bibliotheek West Achterhoek vertellen over haar ervaringen in de praktijk met de aanpak van Gertrud Cornelissen.